Tijdens heel het jaar van zijn koningschap was hij trouwens een zeer gerespecteerd iemand, door iedereen bewonderd, die in zijn vereniging dat jaar vrijgesteld werd van heel wat verplichtingen en bijdragen. Wanneer het gilde door het dorp of de stad defileerde was hij steeds de hoofdfiguur en droeg de resten van de afgeschoten koningspapegaai op zijn borst.
Deze schutter werd “KONINCK” genoemd.
Daar het er bij het Koning schieten niet zozeer op aan kwam een goede schutter te zijn, maar het eerder een gelukskwestie was, werd deze schieting dan ook aanzien als een “Godsoordeel”: God leidde de hand en het wapen van de schutter, zodat alle schutters – en ook de minder goede – evenveel kans maakten om zich “Koninck” te schieten.
Het dragen van de “koninckspapegay” werd dan ook aanzien als de hoogste eer welke een gildebroeder te beurt kon vallen.